Interview Severeyns: "Ik was maar een beperkte voetballer"
Foto: © SC
Een Gouden Schoen kreeg hij nooit overhandigd, maar hij was zeker een van de kleurrijkste voetballers uit zijn periode. “Ik was maar een beperkte voetballer”, blijft Francis ‘Cisse’ Severeyns bescheiden.
Hij is nog steeds de enige Belg die op Wembley een doelpunt heeft gescoord. “En dat zal ik altijd blijven”, lacht Severeyns. “Ze hebben er nu wel een nieuw stadion neergepoot, maar op het oude Wembley zal niemand meer scoren.”
Een antwoord met de typische Antwerpse kwinkslag. Negen jaar nadat hij zijn professionele voetbalschoenen aan de haak hing, wordt de Cisse trouwens nog dagelijks geconfronteerd met zijn ‘historische’ treffer.
Severeyns ontvangt ons op zijn kantoor in Hasselt. De voormalige goaltjesdief heeft na zijn carrière de switch gemaakt naar de immobiliënwereld. Niet meteen als verkoper van huizen en appartementen, maar als begeleider en adviseur binnen het bedrijf. Op zijn visitekaartje laat hij zich trouwens Cisse en niet Francis noemen.
De profvoetballer in Severeyns mag dan al bijna een decennium dood zijn, bij het publiek is de voetballer Severeyns nog springlevend. “Het is ongelooflijk hoeveel erkenning ik zelfs in Limburg nog krijg. En altijd in de positieve zin. Alleen in het Antwerpse duikt er wel eens een negatieve reactie op.”
“En ik was eigenlijk maar een beperkte voetballer”, blijft Severeyns bescheiden. “Maar ik had wel een aantal kwaliteiten: snel, doelgericht en ik was een slimme voetballer. Ik probeerde altijd met de ploeg mee te denken.”
Beschouwde je jezelf als een leidersfiguur?
“In mijn eerste jaren niet. Tijdens mijn tweede periode bij Antwerp ben ik meer als leider geëvolueerd. Hoe moet ik inpraten op spelers? Maar ik was zeker niet de geboren leider die Rudi Smidts wel was door zijn manier van spelen, zijn werklust en zijn omgang met andere ploegmaats. Rudi was geen grote prater en sloeg niet met zijn vuist op tafel, maar hij stond er wel altijd voor iedereen.”
Het etiket dat jou het meeste past, is dat van publieksvoetballer.
“Ik kwam ook makkelijk in de belangstelling. Zowel op als naast het veld. Dat komt deels door mijn bij wijlen onnozel gedrag. Iemand die me niet echt kende, bestempelde me nogal snel als arrogant, maar dat was ik zeker niet. Veel mensen hebben een verkeerd beeld van me. Ik was niet op mijn mond gevallen en een beetje extrovert. Soms werd dat verkeerd begrepen. En als Antwerpenaar word je alleen nogal snel in dat hokje geduwd, maar eigenlijk ben ik een eenvoudige kempenzoon.”
Je bent wel legendarisch geworden met je manier van doelpunten vieren.
“(lacht) Nu ben je een uitzondering als je niets speciaals doet. Ik kan toch wel zeggen dat ik het een beetje geïntroduceerd heb, maar het gebeurde allemaal zeer intuïtief. Slechts één keer in mijn carrière ben ik er mee bezig geweest. Wim De Coninck zei dat ik eens een salto moest proberen. Op training heb ik daar regelmatig op geoefend, maar het spookte tijdens de wedstrijd zo door mijn hoofd dat ik vijf, zes weken niet gescoord heb. Ik speelde gewoon slecht. Die salto is er uiteindelijk nooit gekomen.”
Klopt het dat je op aanraden van je vrouw ook wat subtieler bent geworden in je stijl?
“Klopt, ze heeft me gevraagd om wat normaler te doen. Ik werd toen ook veel geïmiteerd. En nu doe ik zeker niet gek meer na een doelpunt. Als ik een zweefsprong zou proberen, breek ik drie keer mijn nek. Tegenwoordig gaan spelers er heel ver in. Op zich is dat wel leuk, maar het moet in eerste instantie om het voetbal gaan.”
Als je jonge spits schoot je als een komeet naar de top en werd je topschutter op je twintigste. Het bleef echter beperkt bij die ene titel. Is dat een ontgoocheling?
“Nee, zeker niet. Ik heb 151 doelpunten gemaakt, heb twee jaar in het buitenland gespeeld, heb gescoord op Wembley, ben topschutter aller tijden bij Antwerp… En tot voor kort was ik nog de jongste topschutter in eerste klasse. Nu moet ik alleen Romelu Lukaku laten voorgaan. Dat is geen oneer. Hij wordt een hele grote. Dan kan je toch zeggen dat ik iets bereikt heb. En dat ondanks veertien operaties tijdens mijn carrière.”
Je eerste passage in het buitenland, bij Pisa in de Serie A, was niet meteen een succes.
“Ik had geen andere keuze. Het was ofwel zes jaar Antwerp tegen een loon dat niet in verhouding stond met wat een topschutter waard is of naar het buitenland gaan. Er waren toen nog aparte transferregels. Een Belgische club moest 76 miljoen Belgische frank neertellen, terwijl een team uit het buitenland me op de Bosuil kon wegplukken voor 42 miljoen Belgische frank .”
“Financieel was het natuurlijk een aantrekkelijk jaar, maar sportief lag de druk heel hoog. Er werd enorm veel van mij verwacht. En daarvoor leefde ik op een wolk. Ik heb dan ook veel mindere momenten gekend, maar het heeft mij veel sterker gemaakt. Als mens en als voetballer maak je sneller een evolutie door.”
Morgen leest u het tweede deel van het exclusieve interview met Francis Severeyns. Daarin heeft hij het over 160 overbodige voetballers, den Beerschot en het geheim achter zijn stift.
Schrijf je nu in voor de Voetbalkrant nieuwsbrief