Column Drama aan de Maaskant
Foto: © SC
Word fan van Standard! 2429
Afgelopen zondag, 22.17u: Drama in het kamp van Standard. Ontredderde supporters hebben zonet het Uefa-ticket van Luik naar Limburg zien verhuizen. Zomaar, alsof het om een halve kip ging, weggegeven door de spelers die ze elke week en masse vooruitschreeuwen. Een normale eersteklasser had de wedstrijd tegen Genk makkelijk en als een verplicht nummer afgewerkt. Maar als Standard-supporter zag je dit al van mijlenver aankomen. Standard is immers geen normale club.
Weinig clubs in Europa kunnen terugblikken op zo’n geschiedenis en zulke fanatieke supporters. Standard is tot op heden de ploeg die het langst onafgebroken in de hoogste divisie meedraait. En toch blijft het ijzig kil in De Vurige Stede. Het laatste succes dateert reeds van 1993, toen de Beker van België werd binnengehaald door diamanten als Cruz, Wilmots en Hellers. Nu, 916 ploegopstellingen en evenveel spelsystemen later, kunnen de Rouches maar niet aanknopen met dat eens zo roemrijke verleden. Zelfs een fusie met Seraing kon daar geen verandering in brengen. Een doorn in het oog voor boegbeelden als Roger Claessens en Christian Piot die de club groot gemaakt hebben.
Als we dan toch naar oorzaken moeten zoeken, beginnen we best bij het begin. Dat Standard na de gedwongen leegloop van ’82 geen spoedig herstel zou kennen was logisch. In een soort trance ploeterden ze voort in Luik. Het allergrootste probleem, dat ontstond door beleidsmensen met goede en minder goede intenties, was dat Standard maar geen basis kon vormen. Voeg daar trainers aan toe die wisselden als wegwerpscheermesjes, Roger Petit die het jeugdbeleid verwaarloosde en zodoende de reputatie van de school verziekte, en de conclusie is duidelijk: Er was geen structuur aanwezig.
Jarenlang werd gevochten voor het eigenaarschap, met Bernard Tapie als komisch eindpunt. In ’88 nam een anonieme groep de club uiteindelijk over. Maar door interne strubbelingen en een ronduit slechte transferpolitiek stak het gemor opnieuw de kop op. Pas met Arie Haan als trainer kon het roer voor de eerste keer omgegooid worden, maar ook nu was het succes geen lang leven beschoren.
Je mag dan over een stertrainer beschikken, zonder baar geld kom je er niet. Dat zag Reto Stiffler, een Zwitsers zakenman, midden jaren ’90 ook in. Ook Robert Louis-Dreyfus, grote man bij Adidas, en Luciano D’Onofrio gingen zich met de zaken moeien. De drie musketiers bleken een schot in de roos maar Standard kon zich echter niet herpakken. Ivic, Thissen, Preud’Homme, D’Onofrio en Waseige namen plaats op de bank en gingen dan weer. Spelers als Dimas, Folha, Yobo, Van Buyten en Mpenza zorgden wel voor vuurwerk. Maar net als bij vuurwerk was het effect snel uitgewerkt. Jaar na jaar kijken de fans immers geslagen toe hoe de sterkhouders mogen vertrekken en een nieuwe trainer weer mag knutselen. Standard werd een doorgeefluik. Reken daar nog eens de miskopen bij (Cavens, Mumlek, Riise, Prosinecki, Kaklamanos, Walem,…) en de o zo belangrijke stabiele basis was weer zoek.
Tot op vandaag valt het op dat Standard niet uit zijn fouten leert. Vorige zomer vertrokken Sorondo, Carini, Mpenza, Moreira, Enakharire en Bisconti, kortweg de volledige centrale as. In oktober kon men dan in Luik eindelijk met de voorbereiding beginnen, de competitie startte er pas in januari. Logisch dat je dan geen Europees voetbal meer haalt. Maar laten we eerlijk zijn, en niet vergeten dat Standard het niet enkel opneemt tegen zichzelf en de concurrentie, maar ook opbokst tegen externe factoren. Menig bondslid en scheidsrechter heeft het immers niet zo begrepen op de Luikenaars. De Rouches roepen wel vaker zeer luid, maar in evenveel gevallen is het ook terecht. De afgekeurde goal van Aarst op Anderlecht drie seizoenen geleden, het incident Vandevelde-Mpenza vorig jaar, de doodschop van Soley op Wamberto begin dit jaar. Stuk voor stuk scharniermomenten waarop je als fan tot de conclusie kan komen dat je niet over het “geluk†beschikt van een Anderlecht, Brugge of Genk.
Uiteraard zijn deze scheidsrechterlijke beslissingen niet de oorzaak van de mindere prestaties, maar ze beïnvloeden wel de moraal en het denkbeeld van de spelers die elk jaar toekomen en weer vertrekken. Sinds de banden tussen Standard en de beleidsorganen van de Belgische Bond verwaterden, heerst er in Luik een gevoel van onrechtvaardigheid. Neem daar dan nog eens de huiszoekingen en het bijhorend wegpikken van spelers op training bij en het Calimero-gevoel is geboren. Het gevoel van machteloosheid dat van Standard een reus op lemen voeten maakt. En Standard zonder fundamenten kan de druk duidelijk niet aan, tien jaar geleden niet en morgen niet.
Dat een club het op alle terreinen zo kan verprutsen is jammer voor de supporter, die vaak meer dan 90 kilometer moet rijden voor een wedstrijd, en dit minstens 17 maal per seizoen. Volledig roodwit uitgedost. Gekocht in het begin van het jaar, een periode waar hij telkens een blind vertrouwen heeft in een ploeg die dan nog moet gekocht of geleend worden. Samen met 18.000 andere hondstrouwe fans plaatsnemen, en zien hoe zijn ploeg onmondig, zonder vertrouwen en met lange ballen voetbalt. Een kwartier na affluiten terug 90 kilometer de wagen in. Te vaak een stille rit. En toch, toch blijft hij terugkomen. Week na week, jaar na jaar. Waarom weet niemand. De sfeer? De supporters? De clubkleuren? Of is het de furie? Wellicht zijn dit stuk voor stuk de bacteriën die samen het Sclessin-virus vormen. Dit uiterst besmettelijke virus stroomt door zijn aderen en nestelt zich in z’n hart om nooit meer te verdwijnen. Standard un jour, Standard toujours.
Schrijf je nu in voor de Voetbalkrant nieuwsbrief