Column Met het degradatiespook op de hielen
Foto: © SC
Volg Voetbalkrant nu via WhatsApp!
Het fel geplaagde quintet –Dender, KV Mechelen, FC Brussels, Sint-Truiden en Bergen – voelt sinds het begin van de competite de hete adem van het degradatiespook in de nek maar alle vijf geloven ze ultiem gespaard te worden van de ultieme tuimelperte.
Het kan niet anders of de degradanten moeten een andere naam dragen als je enkele verantwoordelijken van deze ploegen hoort spreken. “Deze ploeg is niet gedoemd om te degraderen” (dixit F. Herpoel, Bergen), “Hoofdzaak STVV in eerste te houden” (dixit D. Van Wijk, STVV), “We horen in eerste klasse thuis” (dixit P. Maes, KV Mechelen).
Zijn de twee volgende ploegen, hogerop in de rangschikking kamperend, dan in een onzichtbare gevarenzone aanbeland of moeten ze beide weinig vrezen?
Staan ook Roeselare en Westerlo dan op de lange zwarte lijst van het degradatiespook?
Welke twee ploegen zullen aan het einde van de rit de elite moeten verlaten als opgejaagd geboefte in de nacht? Want degraderen is geen heroïsche daad en ontelbaar zijn de vergeten helden, ooit weggespoeld door een nietsontziende regen uit de goot naar het riool, die thans zoveel verdiepingen lager gevechtsvoetbal spelen maar vurig blijven dromen van een triomfantelijke terugkeer door de gouden poort.
Wie degradeert komt niet zo snel terug. Wie sterk is vecht zich op relatief korte termijn opnieuw naar boven maar blijft niet meer dan een liftploeg waarvan, de dag des oordeels, de stalen kabels breken en een val in de duistere diepte niet langer vermeden kan worden.
Dender, door velen vooraf getipt als degradatiekandidaat pur sang, heeft zich op enkele weken tijd opgewerkt naar de 14de plaats en een volgende ronde in de Belgische beker en straalt, vergezeld van de maniakale bulderlach en het voetbalvernunft van Johan Boskamp, vertrouwen, durf en lef uit. Maar wat als de eerste euforie wegebt en de tekortkomingen opnieuw opspelen als brandend maagzuur? Is deze sympathieke neofiet dan voldoende gewapend om het degradatiespook, in de beslissende ronde, tegen het canvas te meppen?
KV Mechelen, in de vorige eeuw nog een indrukwekkend belager van de sluimerende Anderlecht-dynastie, maakt opnieuw deel uit van de grote jongens en de grote achterban, deinend op de golven van hoop en wanhoop, moet geboren zijn uit de blitz-ontmoeting tussen de onvoorwaardelijke liefde en het nietsontziende blinde geloof. Rondom het onlangs gedoopte Veolia-stadion vindt men de kracht over water te lopen en bergen van het kaliber ‘Mont Ventoux’ te verzetten met de nonchalante zwaai van slechts een hand.
Alleen al daarvoor zou men een extra kaarsje branden en stilzwijgend wensen dat de Maneblussers nog vele hete vuren mogen blussen in eerste klasse.
FC Brussels, gedoemd het leven te slijten in de schaduw van Anderlecht, wekt in het algemeen weinig liefde en mededogen op. Slechts af en toe herinnert het stadion aan R.W.D.M. en aan het roer staat J. Vermeersch, een man met vele visies en vooroordelen, een krijgsheer die weinig oorlogen schuwt. Dat de stadionverlichting een uur voor aanvang van de partij tegen Racing Genk onomkeerbaar de geest gaf, terwijl in heel Molenbeek en omstreken alle lichten straalden als een vuurwerk van vallende sterren, moet als een voorteken beschouwd worden als willen de humeurige voetbalgoden FC Brussels definitief verwijderd zien uit de eerste klasse.
Was dit euvel in Mechelen voorgevallen hadden alle supporters even naar huis gerend en teruggekeerd met de mooiste kaars om die persoonlijk, hoog in de wemelende lichtmasten, aan te steken. En de voetbalgoden zouden de plagende regendruppels wegtoveren en de grillige rukwinden vangen hoog boven het stadion en pas na affluiten van de wedstrijd opnieuw boven de Mechelse hemel vrijlaten. Zoiets wordt, helaas voor sommigen, FC Brussels nooit gegund.
Sint-Truiden, na onbegrijpelijke clowneske strapatsen tegen Eendracht Aalst en Germinal Beerschot thuis, opgehemeld tot dé herrijzenis uit de streek van appels en peren, en na het verslaan van het tot een terminale kankerpatiënt verworden Anderlecht omgevormd tot de fijnstoffelijke sensatie van het geloof in eigen kunnen. Zelfs D. Van Wijk laat zich, binnengedreven op de witte wolken geboren aan de verre Oostendse kust, neerdalen boven de Hel van Staaien en P. Voets maakt kameraadschappelijk plaats enin hun glinsterende ogen weerkaatst het licht van de grote redding. Maar Sint-Truiden blijft nukkig en verwaand als een te lang verwend kind en in de onregelmatigheid en onvoorspelbaarheid kiemt het zaad van het wantrouwen en de verlammende sportieve twijfel. Maar wie vier goals scoort tegen Anderlecht, hoe onherkenbaar zwak, ziek en afgemat deze laatste ook, heeft recht van spreken en misschien is de langverwachte kentering eindelijk succesvol ingezet.
Bergen, aan het begin van de reis naar voren geschoven als een mogelijke revelatie, bengelt als een gebroken rode lantaarn aan het spreekwoordelijke hek. De hekkensluiter is op de dool en het zal niet de eerste noch laatste keer zijn. Kan J. Riga zijn spelers nog inspireren tot grootse daden of is de motivatie aldaar leeggelopen als een versleten binnenband van een krakende fiets? De kern van de ploeg oogt atletisch en technisch begaafd maar in de hoofden van de spelers zijn de koplampen uitgevallen en brandt slechts een knisperende noodverlichting. Misschien dat met de komst van de ervaren Italiaanse verdediger A. Pistone het dodelijke tij kan gekeerd worden en Bergen zichzelf niet moet ‘verzetten’.
Dit is het mooie aan voetbal. Dit is het mooie aan het leven. Dit is het mooie aan alles wat de mens beweegt tot het beleven en uiten van alle naakte emoties. Uiteindelijk is weinig voorspelbaar en groeit in die onvoorspelbaarheid de ‘goesting’ het (voetbal)leven te proeven zoals dansende engeltjes brave zielen, later in de beloofde hemel, een gouden lepeltje met rijstpap aanreiken ter degustatie ondertussen nieuwsgierig vragend aan de nieuwkomer welke twee ploegen nu uiteindelijk gedegradeerd zijn.
Door: Erik Huyghens
Schrijf je nu in voor de Voetbalkrant nieuwsbrief