Column Hommeles in het Genkse huishouden
Foto: © SC
Het gaat van kwaad naar erger met Racing Genk. Niet meer gewonnen sinds midden december vorig jaar en slechts de schim van de fiere ‘familieploeg’ die het zou moeten zijn. Het bestuur blijft, ondanks de aanslepende malaise, in Hugo Broos gelov
Was het dieptepunt van de sportieve malaise de rauwe 1-3 thuisnederlaag tegen een – na 65’ spelen – tot tien voetballers herleid Germinal Beerschot of is het stuurloze blauw-witte schip reeds langer zinkend en kan het nog abominabeler na deze miskleun?
De laatste overwinning dateert van 14 december 2007 toen Zulte-Waregem na een 5-2 pandoering als een dief in de nacht de Limburgse gronden moest ontvluchten. Slechts weinigen kunnen, in de precaire en beschamende situatie van nu, deze deugddoende overwinning nog met plezier en vreugde voor de dichtgeknepen ogen toveren.
Hoe kan een team zo steil afglijden? Hoe hard moet het zijn op een dag al datgene waarmee je je zelf trots identificeert, nog nauwelijks te herkennen? Het is zoals thuiskomen in het huis dat je mee gebouwd hebt maar waarin je geen enkele kamer meer herkent.
De Genkse pijn is vergevorderd. De pijn nestelt zich in het bloed en binnenin woedt een helse oorlog. Enkel de aftrap van een krakend vers voetbalseizoen kan Racing Genk opnieuw strijdvaardig, gezond en wakker maken; wat betreft de rest van dit rampseizoen is het dweilen met de kraan open en de reeds opgelopen schade beperken. Deze klus klaren is de eerste morele overwinning.
Als trainer is een van de hoofdzaken vertrouwen schenken aan spelers en vertrouwen krijgen van spelers. Vertrouwen staat vaak haaks op het lelijke woord ‘onverschilligheid’ en onverschilligheid is vaak nog pijnlijker, dieper kervend en dodelijker dan de haat.
Deze ‘noodtoestand’ heeft zich traag maar zeker meester gemaakt van Racing Genk. De chemie, wisselwerking en duidelijke communicatie tussen Hugo Broos en tal van (zijn) spelers zijn voorgoed weggespoeld. Men zoekt een bemiddelaar maar men vindt er geen, men schermt met verantwoordelijkheid en beroepsernst maar men blijft blind en doof voor de aangroeiende gebreken en hedendaagse tekortkomingen. De blinde houdt een monoloog die de dove niet hoort en de dove neemt, communicatief beperkt, een vel papier en een balpen en schrijft, in grote letters, de boodschap naar waarheid; ik versta u niet!
Sommigen zijn van mening dat de verantwoordelijkheid van de situatie voor een deel bij de toeschouwers ligt. Het moet zijn dat zij dwalen. De echte supporter is vaak de reflectie van zijn club. Spiegelbeelden liegen zelden. Dan beweren sommigen dat voetballers uitfluiten ongehoord is en dat zulks zeker niet motiverend en constructief werkt. Maar wat dan te zeggen van die ontelbare supporters die elke week opnieuw tijd, energie en liefde in hun ploeg steken en daar slechts onwil en gelatenheid voor terugkrijgen? Hebben zij dan geen recht op een mening, geboren uit een woelige emotie? Of moeten zij prediken in een woestijn opgetrokken uit de verdorde beloftes van hen waar precies zij, vaak onvoorwaardelijk en geïdealiseerd, toch moedig en zonder twijfel blijven achterstaan?
Nog meer hemeltergend wordt het wanneer de supporters – onderling - niet langer op eenzelfde golflengte balanceren. Dan zit het er bovenarms op in de gezellige familieclub en wie brengt er dan opnieuw ‘peis en vree’ in het emotioneel trillende en wankele huishouden? Het is een triestig steegje; zonder einde of net doodlopend.
Het is duidelijk dat de goudgekleurde honing van de samenwerking tussen spelers en trainer in Genk versuikerd is. De chemie is gekristaliseerd, de voorheen harmonieuze en regelmatig wentelende motoriek is verworden tot een schudderige, zanderige machine met losgeraakte schakels. Het is wachten tot iemand de moed heeft op de ‘stop’knop te drukken en opnieuw te beginnen.
Het emotionele puin en wantrouwen moet professioneel en deskundig geruimd worden en de bonzende hoofden moeten opnieuw leeggemaakt worden zodat de benen en de voeten opnieuw spreken met individuele en collectieve prestaties en de spelers opnieuw trots zijn op zichzelf en de fans op hen. De communicatie moet opnieuw een van de troeven worden in een wereld van eindeloos herhaalde woorden zonder inhoud noch boodschap. Zoniet zal het voor alle betrokkenen een lijdensweg blijven.
Volgens velen is het de sfeer in de kleedkamer en de bereidheid het voor elkaar op te nemen, tijdens psychologische praatsessies, op trainingen allerhande en in welke situatie dan ook die een van de stabiele graadmeters van wederzijds vertrouwen moeten aantonen en bevestigen. Men mag niet verwachten dat dit vertrouwen, eigen aan de ploeg en de werking van een groep, van het publiek moet komen. Het publiek is veel meer dan dat. De fans verwachten inzet en toewijding als drijfveer. Supporters willen ook resultaten maar zijn in eerste instantie begaan met de lotsbestemming van hun team als het faliekant dreigt af te lopen. Zij willen ook tastbare bewijzen die aantonen dat de ploeg het goed doet of tenminste, als de resultaten uitblijven of het een langere periode tegenzit, met eigen ogen zien dat men er als ploeg alles aan doet om beterschap en progressie na te jagen. Dit is precies het heikele punt van dit op drift geraakte Racing Genk. Er is geen inzet meer en er is, helaas, niet het minste teken van genezing of aanvaardbare stagnatie. Het geloof in eigen kunnen is opgelost in de mist. Er heerst een krakende sfeer van berusting. Het is erger met 1-3 te verliezen van Germinal Beerschot zonder je kop ervoor te leggen dan met forfaitcijfers het hoofd te moeten buigen tegen welke tegenstander dan ook zolang je maar inzet hebt getoond en tot de laatste seconde strijdvaardig en in staat van oorlog te zijn geweest. Racing Genk is, alvast wat dit laatste betreft, in schrijnende gebreke gebleven.
Is Hugo Broos te asociaal in deze crisis? Heeft hij te weinig vaardigheden om zich, spontaan en met een natuurlijke flair, boven zo’n trieste situatie te plaatsen of ontbeert hij het heilige vuur om een ontspoorde ploeg heldhaftig en vol geloof, passie en overtuigingskracht op sleeptouw te nemen? Heeft hij moeilijkheden om op een volwassen manier om te gaan met de buitenlandse mentaliteit die vaak subtiel in de Genkse kleedkamers hangt? Zit hij niet op dezelfde wisselvallige (denk)lijn van de technische individualisten? Germinal Beerschot heeft, bij wijze van voorbeeld, ook enkele technische individualisten maar die schijnen tevens als betrouwbaar 'geheel’ wonderwel te functioneren hetgeen in Genk blijkbaar niet wil lukken deze jaargang. Wat is de grondoorzaak en wat uiteindelijk de raak geformuleerde oplossing en meest efficiënte toepassing ervan? Want Genk was voorheen tot zeer mooie dingen in staat maar dat is zo vaak het geval met het verleden. Het is voorbij en je verkijkt jezelf op de toekomst al je te ver in het verleden blijft leven.
Hugo Broos vorig jaar in een quasi hemelbestormende heldenrol en nu voor velen een spartelende, hopeloos naar adem happende vis in de vervuilde goot. Iedereen is momenteel de weg kwijt in en naar de Cristal Arena. De twaalfde man is verdwaald in de sportieve malaise en ondraaglijke vernedering, de trainer lijkt de onverschilligheid zelve en in zijn woorden klinkt slaperige berusting in plaats van vurige strijd, de voorzitter mist passie en charisma en schroeft openlijk de ambities terug en spreekt over klanten in plaats van supporters, en het elftal lijkt een slappe, ineengezakte pudding waar geen zwerver, kind of ongeschoren onverlaat met kwijlende hond van eten wil; zelfs niet in tijden van drieste hongersnood. Men kan, als goedbedoelend mens in deze wereld, Genk slechts toewensen zo snel mogelijk de juiste weg naar huis terug te vinden. Want dat verdienen zij.
Vraag blijft dan wel; wie durft en is bereid de eerste en beslissende stap te zetten?
Schrijf je nu in voor de Voetbalkrant nieuwsbrief