"De studieronde is voorbij"
Foto: © SC
Volg Voetbalkrant nu via Instagram!
Voetbalkrant pakt uit met een driedelige reeks over de Belgisch-Nederlandse kandidatuur voor het WK in 2018. DEEL II: de voorwaarden.
Voetbal is geen voetbal zonder bal, maar ook zonder stadions en supporters verliest de edele balsport een groot deel van zijn charme. Meteen het grootste pijnpunt van de WK-kandidatuur van België en Nederland. Waar komen de stadions en – vooral – wie gaat dat betalen?
Als België en Nederland het WK 2018 in huis halen, zal er nog veel water naar de zee moeten vloeien om het stadiondebat de goede richting in te duwen. In ons land komen zes steden in aanmerking voor de ontvangst van het WK: Brussel, Brugge, Antwerpen, Genk, Luik en Charleroi. In Genk zal de Cristal Arena een facelift krijgen. Alle andere voetbaltempels moeten splinternieuw als paddenstoelen uit de grond gestampt worden. Volgens de officiële FIFA-stadionvoorwaarden moeten, op Brussel na, alle stadions een capaciteit van 40.000 toeschouwers hebben. Het complex in de hoofdstad moet er een worden met 60.000 zitjes voor een openingswedstrijd of een halve finale. Daarnaast moeten ook nog eens zestien oefenterreinen beschikbaar zijn met een capaciteit van 12.000 plaatsen. Voorwaarden die voor een land als België op het eerste gezicht onoverkomelijk lijken.
Politieke besluiteloosheid
Bondsvoorzitter en lid van de WK-stichting François De Keersmaecker (foto) hekelt de besluiteloosheid in de dossiers. “In de verschillende steden zijn besprekingen aan de gang, maar het zit me dwars dat in geen enkele zaak een politieke beslissing wordt genomen.” Nu de studieronde voorbij is, hamert De Keersmaecker op het belang van een snelle afhandeling. “De onzekerheid baart me zorgen. We moeten de politici ervan overtuigen dat het stilaan tijd wordt om knopen door te hakken. Dan weten we tenminste waar we aan toe zijn.”
Hoewel De Keersmaecker zich vragen stelt bij de procedures, vreest hij niet voor een flop. “De politiek staat volledig achter het project en heeft beloofd om de nodige middelen vrij te maken. Ze zijn zich zeker bewust van de ernst van de zaak. Het zou een bocht van 180 graden zijn moesten de stadions er uiteindelijk niet komen.”
Het staat buiten kijf dat Engeland, de bakermat van het voetbal, de grootste concurrent van de Lage Landen is. Over stadioninfrastructuur moeten de Engelsen zich alvast geen zorgen maken. Alle voetbaltempels overschrijden ruim de vereiste minimumcapaciteit en voldoen stuk voor stuk aan de normen. “Op dat vlak zijn we inderdaad geen partij voor Engeland, maar het kan ook een troef zijn”, verklaart de immer goedlachse bondsvoorzitter. “De WK-organisatie aan de Lage Landen toevertrouwen schept een enorme meerwaarde voor het voetbal. Het feit dat de komende generaties er wel bij varen komt onze kansen alleen maar ten goede.”
Veiligheid en verkeer
Het veiligheidsaspect in de stadionvoorwaarden van de wereldvoetbalbond FIFA is vandaag de dag meer dan ooit een ‘hot topic’. In de laatste decennia is het globale onveiligheidsgevoel sterk toegenomen. Bovendien is de kans op terreurdreiging op een mondiaal evenement zoals het wereldkampioenschap nooit veraf. “Over de aanpak van het veiligheidsvraagstuk worden volop gesprekken gevoerd”, aldus De Keersmaecker. “Maar omdat vooral het hoofdkwartier in Eindhoven zich daarover buigt, kunnen we over de veiligheidsmaatregelen nog niet veel kwijt.”
“De onzekerheid baart me zorgen. We moeten de politici ervan overtuigen dat het stilaan tijd wordt om knopen door te hakken.” Bondsvoorzitter François De Keersmaecker
“We hoopten altijd dat Fortis en Dexia zouden bijspringen, maar dat zit er nu niet meer in natuurlijk.” Trudo Dejonghe, sporteconoom
Ook de mobiliteitskwestie mag niet over het hoofd worden zien. België is dan wel goed voorzien van een uitgebreide verkeersinfrastructuur, steeds meer rijst de vraag of die nog een expansie aankan. Het probleem situeert zich op verschillende terreinen. Treinen zitten vaak afgeladen vol en de ring rond Brussel is een nachtmerrie. Om nog maar twee problemen te citeren. De Keersmaecker is er zich van bewust dat ook hiervoor nog veel werk aan de winkel is. “Maar het is niet zo dat het hoofdstuk verkeer een handicap is voor onze kandidatuur. Integendeel. Dat is het probleem in alle grootsteden”, gaat hij verder.
Overheidsinjectie
Het prijskaartje van een gloednieuw stadion kan variëren van 80 tot 250 miljoen euro. Vijf nieuwe complexen vormen dus een totale kostprijs tussen 400 miljoen en 1,2 miljard. Gezien de achterstand in vergelijking met alle andere kandidaat-organisatoren, vragen heel wat mensen zich af hoe België dat financiële plaatje zal bolwerken. Sporteconoom Trudo Dejonghe (foto) van de Lessius Hogeschool in Antwerpen beseft dat ook dat geen eitje zal worden. “Normaal gezien zou de financiering zoals elders in Europa volgens het PPS-systeem, waarbij privésector en overheid de handen in elkaar slaan, gebeuren. De overheid staat dan onder meer in voor de ontsluiting van de wegen en betaalt de gronden, terwijl bedrijven het stadion kunnen uitbaten.” Dejonghe waarschuwt wel dat door de invloed van de kredietcrisis sommige privé-investeerders zullen afhaken. “We hoopten altijd dat Fortis en Dexia zouden bijspringen, maar dat zit er nu niet meer in natuurlijk. De overheid zal dus het grootste deel voor haar rekening moeten nemen.”
In juni 2010 moeten België en Nederland een ‘bidbook’ inleveren bij de FIFA met onder meer de garanties voor de stadions. Ruim een jaar de tijd om de Belgische besluiteloosheid om te zetten in daadkracht. De Belgische politici weten dus wat hen te doen staat. Deelnemen is immers niet altijd belangrijker dan winnen.
Schrijf je nu in voor de Voetbalkrant nieuwsbrief