Interview Wesley Sonck: “Zelfs bij Ajax had ik geen spitsentrainer"
Foto: © SC
Volg Voetbalkrant nu via Instagram!
Wesley Sonck voetbalde zich via Germinal Beerschot en Racing Genk in de basisploeg bij het grote Ajax, maar de laatste jaren verlopen niet altijd even vlot. Van één ding in zijn carrière heeft de scherpschutter spijt: “Ik had in Amsterdam meer geduld moeten oefenen.”
Sonck was de grote man bij Ajax toen dat Club Brugge versloeg in de poulefase van de Champions League 2003. Eindstand: 2-0, twee treffers op naam van Sonck. Toch moest Ajax dat jaar AC Milan, Celta de Vigo en Club Brugge laten voorgaan in de groep.
“Eerlijk gezegd herinner ik me nog weinig van die wedstrijd”, verrast Sonck in een exclusieve babbel met Voetbalkrant.com. “Het enige wat me bijblijft is dat dat een Champions League-wedstrijd was, dat ik twee keer scoorde en dat we wonnen. Het was heel leuk om tegen bekenden te spelen, maar vooral de zege blijft me bij.”
“Mijn eerste jaar in Amsterdam was fantastisch. Ik speelde er 27 van de 34 competitiewedstrijden en stond ook bijna altijd in de basis. Maar ik kon niet overweg met mijn plaats op de rechtsbuiten. Ik ken mijn kwaliteiten en die kon ik nauwelijks uitspelen op die voor mij onbekende positie.”
“Ajax haalde het jaar erop Mauro Rosales, een Argentijnse belofteninternational die bovendien geknipt was om op de flank te spelen. Met als resultaat dat ik nog nauwelijks van de bank kwam. Achteraf gezien had ik meer geduld moeten oefenen om me terug in de ploeg te knokken. Dat is eigenlijk de enige fout die ik gemaakt heb in heel mijn carrière.”
“Het grote verschil met de Belgische competitie is toch wel het niveau van de topclubs. In Nederland zijn die een pak sterker en volwassener, wat je Europees duidelijk ziet. Ik herinner mij ook het verschil met ploegen als Willem II of Volendam. Soms wisten we vooraf al dat we met een hoge score gingen winnen. Dat is in België toch anders, al wordt er in Nederland wel soms naïef gevoetbald. Bij ons ligt de nadruk meer op organisatie en structuur.”
“Mijn vertrek bij Club vind ik wel jammer. Ik heb er drie mooie jaren gekend en was er gelukkig tot de laatste dag. Club heeft een mooi stadion, goeie fans en had een sterke ploeg. Alleen begreep ik niet goed waarom ik in mijn laatste jaar maar een derde van de matchen mocht spelen, terwijl ik het seizoen ervoor toch 14 competitietreffers had gemaakt.”
“Dat Club nu uitpakt met een spitsentrainer vind ik bijzonder goed. Dat hebben we zelfs bij Ajax niet gekend. Je werkt met jonge mensen en die kunnen altijd ervaring gebruiken. Maar een specifieke trainer mag niet op leeftijd zijn, want het voetbal blijft ook evolueren.”
“Het is ook een voordeel als de spitsentrainer weet waarover hij spreekt en dat hij – in mijn ogen – een palmares kan voorleggen, zodat de spitsen toch naar hem opkijken. Zo stak ik destijds bij Germinal Beerschot heel veel op van Marc Degryse.”
Schrijf je nu in voor de Voetbalkrant nieuwsbrief