Column Het verhaal van de eerste steen
Foto: © SC
Volg Voetbalkrant nu via Instagram!
Terwijl de stadions boven de Moerdijk als paddenstoelen uit de grond schieten, wordt in België zorgvuldig een eerste steen uitgekozen. De Belgische accommodatie loopt lichtjaren achter op de Nederlandse, een pijnlijke trend waar niets aan gedaan wordt.
Rond de middag arriveren we op zondag in Alkmaar waar het imposante AFAS-stadion meteen de aandacht trekt. Er is de ongenaakbare Rotterdamse Kuip en de Amsterdam ArenA, maar dit stadion dat plaats biedt aan 17000 toeschouwers representeert ongeveer het merendeel van de Eredivisie-stadions. Vlakbij de snelweg, omgeven door eenvoudig bereikbare parkeergelegenheid, heeft het alles om een ambitieuze moderne voetbalclub onderdak te bieden. Het hoeft geen betoog dat de recente successen van het bescheiden AZ hier deels op funderen.
Het Belgische en het Nederlandse voetbal staan in de 21ste eeuw voor dezelfde uitdaging: de voeling met de Europese topcompetities niet verliezen en de kloof ondertussen in de mate van het mogelijke dichtwerken. Een parameter die de alarmbel tot vervelens toe doet luiden is nog steeds de gebrekkige voetbalinfrastructuur. Na een bezoek aan het fantastische stadion van AZ op zondag, valt mijn oog op een persmededeling over de toiletten op Daknam. De Lokerse fans willen zaterdag actie voeren omdat ze het beu zijn in een bak te moeten plassen. Iets verderop vechten een dertigtal journalisten om een zitplaats in de perszaal, die vroeger vermoedelijk dienst heeft gedaan als ballenhok of wasplaats.
Het vermogen van een club loopt doorgaans recht evenredig met de infrastructuur van die club. Die infrastructuur blijkt anno 2012 nog steeds het voornaamste zorgenkindje te zijn van het Belgische voetbal. Het plaatsen van de eerste steen blijft overal uit, wel worden her en der wat tribunes bijgebouwd of van een afdak voorzien. De stadiondossiers in onder andere Brugge, Gent, Antwerpen en Luik zitten op zijn zachtst gezegd muurvast.
De regering houdt door de valse beloftes en een hoop vertragingsmanoeuvres de vooruitgang tegen. Enige symbiose tussen de overheid en de clubs is op dit moment een utopie. Het bewind blijft duidelijk een struikelblok, maar ook de clubs en de Belgische Voetbalbond treffen schuld. De prominenten zijn het erover eens: de vele voorzitters die hun club op tirannieke wijze van de jaren tachtig naar de 21ste eeuw voerden hebben veel over het hoofd gezien. Nederlandse clubs plukken vandaag de vruchten van de gemaakte investeringen en innovatie, terwijl de Belgische bestuurslui aan de kade staan toe te kijken. De structuur is door de jaren heen nauwelijks veranderd, nog steeds teren veel clubs op een visie uit de twintigste eeuw. De clubs die de koe wel bij de horens willen vatten, worden belemmerd door die zware erfenis.
In de jaren '70 en '80 stelde België nochtans het voorbeeld. De budgetten waren beduidend groter als de Nederlandse en het gevoerde beleid was toonaangevend. Eredivisieclubs kwamen hun licht opsteken in Anderlecht en Brugge, spelers als Rensenbrink gingen in België aan de slag. Vandaag lijkt het wel een omgekeerde wereld. Ook de stadionbouw liep gedurende lange tijd gelijk. Toen bekend raakte dat we samen Euro 2000 mochten organiseren, sloeg de bouwwoede in Nederland toe. De Amsterdam ArenA en de Arnhemse Gelredome zagen het daglicht, de kleinere clubs (denk maar aan NAC, Twente, Heerenveen en zelfs Sparta of De Graafschap) wilden niet achterblijven. In België vreesde men voor lege stadions na het kampioenschap, dus bleef de bouwwoede hier uit.
Ondergetekende trekt vrijdagavond naar Eindhoven om één dag later ook KV Kortrijk-Zulte Waregem bij te wonen. Het pijnlijke contrast geeft aan dat de Belgische betrokken partijen beter vandaag nog de handen naar Nederlands voorbeeld in elkaar slaan, willen we ooit nog een rol van betekenis spelen op het internationale voetbaltoneel.
Schrijf je nu in voor de Voetbalkrant nieuwsbrief